Details: poorten en woordenboek

Wat technische details over het net en de configuratie zoals eerder globaal besproken:

Meer informatie nodig over internet en wat daarmee te maken heeft? Kijk eens op Internet 101 (Engelstalig)

Enkele belangrijke poorten

Welke poorten zijn dan van belang? Hangt af van je applicaties, maar een paar algemene die je vermoedelijk naar buiten toe open wilt hebben staan (voor een volledige lijst kijk op Een overzicht van bekende IP poorten op WeetHet.nl, voor uitleg van de afkortingen verderop op deze pagina):

  • 8: voor het ping commando (een soort echo), hiermee kunnen andere computers zien dat je on-line bent (is lang niet altijd nodig), en voor andere ICMP (Internet Control Message Protocol) boodschappen (errors en statistics)
  • 20, 21: ftp: file transfer protocol om files te versturen/ontvangen (bijvoorbeeld met FileZilla)
  • 22: ssh, secure shell: om veilig op afstand een opdrachtprompt op je computer thuis te kunnen openen
  • 25 (smtp, send mail protocol), 119 (nntp: news), en 110 (pop3: post office protocol) of 143 (Imap): poorten voor mail en news programma's
  • 53 (dns): nodig voor de vertaling van web-namen naar web-adressen
  • 67/68 (dhcp): voor het toewijzen van IP adressen, bijvoorbeeld door je router
  • 80 en 8080 (http: HyperText Transfer Protocol), 443 (https, secure http): dit is voor de internet pagina's en beveiligde (ssl) internet paginas

Woordenlijstje (beknopt)

Veel meer Nederlandstalige uitleg is te vinden op WeetHet.

CGI: Common Gateway Interface, een methode om data via web links/pages naar een server te sturen, zie ook mijn Perl CGI page.

DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol):
Een methodiek voor het automatisch configureren van de netwerk-instellingen van een netwerk. De DHCP server deelt bijvoorbeeld de lokale IP-adressen uit aan de PC's die niet een vast IP-adres hebben.

Gelezen in HCCnet newsgroep: Wat belangrijk is dat de DNS server goed bereikbaar is en niet te zwaar is belast. De volgende DNS servers zijn erg snel in de regel: 193.155.207.61 en 217.146.139.5 (en als 3e + 4e DNS geeft je dan die van je eigen provider op). Deze servers zitten in het European Open Root Server Network en blijven functioneren als Bush besluit om de ROOT servers er uit te rekken.

DNS (Domain Name Server). Een computer op het Internet dat de vertaling verzorgt tussen domein-namen en IP-adressen. Bijvoorbeeld de domeinnaam www.pietjepuk.nl wordt vertaald in het bijbehorende IP-adres (123.123.123.123), alvorens de IP-pakketten naar de juiste bestemming gestuurd kunnen worden. We gebruiken dit omdat mensen nu eenmaal een naam eenvoudiger onthouden. Lijst net NL DNS servers. Instellen? Zie mijn 'vast ip' page.

FTP: File Transfer Protocol: afspraken om over het internet files (en directories: mappen) te kunnen sturen van (downloaden) een server, of naar (uploaden) een server, met behulp van een FTP-client (bijvoorbeeld als het primitieve standaard Windows ftp commando; maar ook ingebouwd in de meeste web browsers, of het open source programma FileZilla). Een server kan bij een provider staan, maar je kan hem ook op je eigen PC draaien. Er is onderscheid tussen active FTP en passive FTP; kijk hier voor uitleg.

HTTP: HyperText Transfer Protocol: de afspraken om web pages (die worden geschreven in HTML: HyperText Markup Language) te versturen. Bij web pages wordt dit als eerste verzonden, voor de eigenlijke pagina: geeft aan dat het om een HTML web page gaat.

NAT: Network Address Translation: een functie in je router die de router vertelt welke binnenkomende berichten (op welke poorten) naar welke computer op je lokale netwerk doorgestuurd moeten worden. Ook wel NAPT (Network Address and Port Translation) genoemd. Nodig als je zelf een server draait.

POP3: Post Office Protocol versie 3. Als iemand je een mail stuurt kan het gewoonlijk niet direct bij je computer afgeleverd worden (staat bijvoorbeeld niet altijd aan). De boodschap moet zolang ergens opgeslagen worden, waar je computer het later op kunt halen. Deze opslag gebeurt normaal bij je 'Service Provider' (waar de computer altijd aan staat). Met POP3 (of met IMAP, een alternatief protocol) kan je daar dan later de mail ophalen. Meer uitleg op About Email (Engels).

SSH: Secure SHell, om veilig op afstand op je computer thuis (met name bij Linux computers) een opdrachtprompt te kunnen openen. Zie mij SSH pagina.

TCP/IP: staat voor Transmission Control Protocol / Internet Protocol. Dit is het onderliggende protocol (de verzameling afspraken) voor verzending van informatie over het internet. Dit protocol verzorgt de 'onderste' lagen (de lagen die het dichtst bij de hardware liggen), het versturen van pakketjes (inclusief foutafhandeling en zo). Bovenop TCP/IP liggen dan weer de hogere (abstractere) protocollen, zoals HTTP (voor web pages) of POP3 (om mail te lezen). Meer uitleg op dit Engelstalige TCP/IP tutorial.

UDP (User Datagram Protocol): net zoiets als TCP, maar dan simpeler, zogeheten datagrammen. Er vind bijvoorbeeld geen test plaats of pakketjes wel in de juiste volgorde binnenkomen (of sowieso wel binnenkomen). Maar waarom zou iemand dit dan willen gebruiken? Het wordt bijvoorbeeld in spelletjes en streaming audio/video gebruikt, omdat het sneller reageert dan TCP, en al komt er een keer een pakketje niet aan, ze worden toch regelmatig weer opnieuw verstuurd.